Broeders en zusters,
Deze Goede Week, die met Palmzondag begon, verloopt heel anders dan ons
vertrouwd is. En ook Pasen zal dit jaar vreemd zijn. De intocht van Jezus in
Jeruzalem op die eerste Palmzondag was heel feestelijk verlopen; er was veel
volk bijeen en de leerlingen verheugden zich over het leven dat hun toelachte.
De leerlingen hadden op Palmzondag nog geen idee van wat die dagen
in Jeruzalem zou gebeuren. Zoals ook wij enkele weken geleden geen
idee hadden van wat onze wereld te wachten stond. We mogen rustig stellen
dat de lijdensweek van Jezus ongevraagd en eigenlijk ongewenst ook in ons
eigen leven is binnengedrongen. Onze zelfgemaakte zekerheden hebben in één
klap plaats gemaakt voor onzekerheid, waarbij ook angst een rol speelt.
Aan het begin van de veertigdagentijd hoorden wij traditiegetrouw het
evangelie dat Jezus veertig dagen vastte in de woestijn.
Wij hebben in deze veertigdagentijd – totaal onverwacht – gemerkt dat
ook wij in een wereld zijn terechtgekomen die trekken vertoont van een woestijn.
Onze opvattingen over onkwetsbaarheid en zelfbeschikking blijken ineens
weg te vallen.
De vrijheden die we verworven dachten te hebben en de mogelijkheden die
we als rechten zagen, ze worden in korte tijd drastisch ingeperkt.
We worden op ongekende wijze geconfronteerd met de kracht van de natuur
die onze lichamelijke gezondheid bedreigt. Mensen die ons dierbaar zijn,
in wier nabijheid we graag verkeren, moeten we op afstand houden:
de fysieke menselijke nabijheid verschraalt. Nog veel schraler is de
wereld van onze ouderen geworden; door de noodzakelijke beschermende
maatregelen zullen zij zeker woestijnmomenten van eenzaamheid ervaren.
En er is onzekerheid, omdat het voortbestaan van banen en bedrijven op de tocht staat.
Het leven lijkt tot stilstand te komen. Met alles wat wordt afgelast, met iedere
bijeenkomst die niet doorgaat, met elke maatregel die wordt afgekondigd,
wordt onze bloeiende wereld weer wat meer tot woestijn.
Positief is dat we ons ineens realiseren dat we op elkaar aangewezen zijn en we
ons voor elkaar verantwoordelijk weten. Het besef van onze kwetsbaarheid
opent onze ogen voor elkaar, omdat dat van levensbelang blijkt. Het doet goed
om te ervaren dat op allerlei wijzen mensen zich geroepen weten om er voor
elkaar te zijn: ex-zorgmedewerkers melden zich om te helpen de zorg voor de
zieken aan te blijven kunnen; mensen blijken ineens burenhulp voor elkaar te
kunnen opbrengen, vele mensen garanderen met toewijding zorg en allerlei
vitale diensten. We zijn op elkaar aangewezen, zoals op Goede Vrijdag
Johannes en Maria op elkaar aangewezen werden: “Zie daar uw zoon, zie daar
uw moeder.” Onder het kruis ontdekken we dat Christus ons aan elkaar
schenkt als moeder en zoon, als broeders en zusters; dat Hij ons aan elkaars
zorg toevertrouwt. We zijn als mensen op elkaar aangewezen.
De leerlingen die Zijn lijden en sterven op Goede Vrijdag hebben meegemaakt,
weten niet hoe ze verder moeten. Uit angst voor de buitenwereld, uit angst dat
hun hetzelfde als Jezus zou overkomen, hebben zij zich opgesloten.
Achter dichte deuren komen ze terecht in de stilte van Paaszaterdag: de dag waarop
de blije levensverwachting van Palmzondag wordt overschaduwd door de
ervaring van de broosheid van het bestaan en de onontkoombare dood.
Ook wij gingen, uit welbegrepen eigenbelang, de laatste weken achter dichte
deuren, in terechte voorzichtigheid en wellicht met bange gevoelens.
In die situatie, waarin de toekomstverwachting van de leerlingen in een paar
dagen tijd totaal veranderd was, wordt het Pasen. Heel vroeg – het was nog
donker – gaan de vrouwen naar het graf, om het lichaam van Jezus te
verzorgen. Maar het graf is leeg. Ook Johannes en Petrus komen tot die
ontdekking: Het lichaam van Christus is er niet. De leerlingen hebben op dat
allereerste moment nog geen weet van de verrijzenis; ze kunnen alleen maar
de leegte constateren. Jezus’ lichaam ontbreekt. Ook voor velen van u zal het
een leegte, een gemis zijn dat u – uitgerekend met Pasen – de gave van Jezus’
Lichaam in de Eucharistie niet kunt ontvangen. Jezus’ lichaam ontbreekt. Voor
priesters is het evenzeer een offer: de gemeenschap van gelovigen, de
kerkgemeenschap, ervaren we immers ook als lichaam van Christus.
Om Eucharistie vrijwel alléén te vieren, betekent een vergelijkbaar gemis.
We constateren allen die leegte en vinden er moeilijk woorden voor.
De leerlingen weten nog niet wat er
gebeurd is; op paasmorgen is het nog
donker om hen heen, is hun geest nog
niet verlicht. Pas als ze de Verrezen
Christus zien, zal hun duidelijk worden
dat door lijden en sterven heen Christus de weg naar het eeuwig leven heeft gebaand.
Eeuwig leven voor ons allen.
Het is een goede gewoonte dat we op Palmzondag een takje achter het kruis
steken: een jong, fris palmtakje, teken van ons geloof dat het kruis dat op ons
pad komt niet het laatste woord heeft; dat het laatste woord Leven is, eeuwig
leven. Ondanks alle onzekerheid en verdriet die ons overkomen, mogen we aan
dat Woord vasthouden. Christus, het Woord dat leven geeft, leven in
overvloed, is en blijft onze zekerheid. In die geest wensen wij u, ook en juist in
deze dagen, een Zalig Pasen.
8 april 2020
De R.-K. bisschoppen van Nederland