Wereld

we weten ’t allemaal, ’t is er een bende
’t is er te eng, en te vijandig en te vol
het is in hoofdzaak grote rotzooi en ellende
op onze groene, blauwe, grijze, grauwe bol

’t is haat en nijd, elkaar de pas afsnijden
en door de steden raast een ‘rücksichtlos’ geweld
maar of we vloeken, vechten, vallen, lachen, lijden
er staan weer altijd boterbloemen in het veld

er zijn nog immer die momenten van vervoering
al lijkt dat bolletje ook nòg zo negatief
tussen de puinhoop schemert altijd de ontroering
van mensen die nog zachtjes zeggen: ‘k heb je lief

(Toon Hermans)